Melkveehouders in centraal Alberta zijn alert op de vogelgriep

Melkveehouders houden hun kuddes nauwlettend in de gaten in het licht van het vogelgriepvirus dat zich via zuivelbedrijven in de Verenigde Staten heeft verspreid.

Sinds maart vorig jaar zijn ruim 120 kuddes vee in twaalf Amerikaanse staten positief getest op de vogelgriep.

Tot op heden zijn er geen tekenen geweest die erop wijzen dat Canadese kuddes zijn getroffen door hoogpathogene vogelgriep (HPAI) of H5N1. De Canadian Food Inspection Agency (CFIA) heeft onlangs 600 melkmonsters uit heel Canada getest, waaronder 150 monsters in de prairieprovincies.

Vanaf 18 juni “waren alle monsters negatief voor hoogpathogene fragmenten van vogelgriep, zonder dat er in de melk aanwijzingen voor ziekten bij melkkoeien werden aangetroffen”, zegt de Canadian Food Inspection Agency.

Zuivelproducenten is gevraagd te letten op tekenen van ziekte, zoals een plotselinge daling van de melkproductie of dikkere melk.

Zuivelproducent Albert Camps in het Lacombe-gebied zei dat de sector waakzaam is en stappen heeft ondernomen, zoals het opschorten van boerderijbezoeken. Hij bracht geen extra koeien binnen voor zijn bedrijf, dat 120 melkkoeien en 300 koeien in totaal omvat, totdat volledige goedkeuring was verkregen.

“Het staat op onze radar. Ik denk dat het nog helemaal geen probleem is geworden. We maken ons niet echt zorgen in de zuivelindustrie. Het is overgestoken naar sommige koeien in de VS, maar dat is in Canada nog niet gebeurd.”

“Maar we zijn waakzaam en weten waar we op moeten letten, en Alberta Milk is een uitstekende hulpbron geweest om ons te vertellen waar we op moeten letten en welke voorzorgsmaatregelen we moeten nemen.”

Ongeveer elke twee weken bezoekt een dierenarts zijn bedrijf om de dieren te onderzoeken en advies te geven. Alberta Milk heeft producenten ook bijna wekelijks updates gegeven, zei hij.

Alberta Milk zei dat het “nauw samenwerkt met onze industriële partners om het H5N1-virus te monitoren en onze producenten op de hoogte te houden van updates en bioveiligheidsmaatregelen.”

De brancheorganisatie neemt geen beslissingen over hoe te reageren, maar krijgt begeleiding van de CFIA en de Chief Veterinary Officer van Alberta.

Alberta Milk heeft een noodplan voor elke denkbare ziekte en noodplannen die precies specificeren hoe te reageren, zei Kamps.

“De sector is al jaren proactief in het kijken naar doemscenario’s. We zoeken naar symptomen en weten met wie we contact moeten opnemen.”

Pluimveehouders merken snel de vogelgriep in hun kudde op en weten hoe ze moeten reageren, aldus Kamps. Hij maakt zich zorgen dat met de groeiende populariteit van kippen in stedelijke gebieden het virus zijn weg zou kunnen vinden naar kippenhokken in de achtertuin, zonder medeweten van onervaren kippenbezitters.

“Als (het virus) een grote kippenboerderij zou binnendringen, zouden ze er binnen een dag mee besmet zijn. Maar ik maak me zorgen over de kleine koppels.”

CFIA leidt initiatieven om ervoor te zorgen dat de Canadese melkaanvoer virusvrij blijft.

De CFIA zegt dat commercieel verkochte melk en zuivelproducten veilig blijven voor consumptie. In Canada moet melk gepasteuriseerd worden voordat deze verkocht kan worden. Pasteurisatie doodt schadelijke bacteriën en virussen, waaronder het vogelgriepvirus.

Begin vorige maand werd er nieuwe regelgeving gepubliceerd die voorschrijft dat melkkoeien die uit de Verenigde Staten worden geïmporteerd, moeten worden getest op vogelgriep. Voor een positieve test moet een koe een wachtperiode van 60 dagen en een negatieve test ondergaan voordat ze Canada binnen mag. Koeien mogen niet worden geïmporteerd van een bedrijf waar in de afgelopen 60 dagen het vogelgriepvirus is vastgesteld.

De CFIA heeft ook haar H5N1-richtlijnen voor melkveedierenartsen bijgewerkt. De CFIA dekt de kosten voor laboratoriumtests in elk laboratorium van het Canadian Animal Health Surveillance Network (CAHSN), maar niet de veterinaire kosten voor het verzamelen of verzenden van monsters.

Niet-klinische melkkoeien komen nu in aanmerking voor testen. Dierenartsen moeten negatieve testresultaten aan het districtskantoor melden als een H5N1-infectie wordt vermoed.