November 27, 2024

Internationaal: Nederland publiceert geactualiseerde guidance over DAC 6

Internationaal: Nederland publiceert geactualiseerde guidance over DAC 6

In het kort

Gepubliceerd op 28 april 2023 door de Staatssecretaris van Financiën Geupdate versie van de Nederlandse Richtlijn Verplichte Melding bij Grensoverschrijdende Transacties, beter bekend als TAC 6. Kleine herzieningen van eerdere richtlijnen zijn het gevolg van signalen van het publiek en om belastingbeoefenaars en andere tussenpersonen te helpen bepalen wat transacties zouden moeten zijn. gemeld. De wijzigingen zijn volgens ons ook bedoeld om het aantal gemelde transacties buiten de reikwijdte van DAC 6 te verminderen. Ook verduidelijkt de geactualiseerde versie het standpunt van de Nederlandse regering over wettelijke concessies. Vonnis van 8 december 2022 Van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU).

diepgaand

Tegelijkertijd Nieuwe begeleiding Per 24 juni 2020 (zie ons Eerdere klantwaarschuwing), zijn de belangrijkste wijzigingen hieronder samengevat:

1. Begrip “arrangement”.

In paragraaf 2 van de nieuwe leidraad wordt verduidelijkt dat een aanpassing van een bestaande constructie ook kan leiden tot een nieuwe meldingsplichtige grensoverschrijdende constructie (MKBA). Volgens de nieuwe richtlijnen kan dit gebeuren als een van de volgende zaken verandert:

  1. Een of meer deelnemers aan het arrangement
  2. Rechtsvorm deelnemer
  3. Financieel verblijf van een deelnemer
  4. Wijze van financieren (indien dit gevolgen heeft voor de belastbaarheid)

Indien als gevolg van een dergelijke wijziging een ander Keurmerk op de regeling van toepassing is, dient dit volgens de herziene leidraad in ieder geval te resulteren in een nieuwe RCBA.

Daarnaast wordt nader ingegaan op het begrip ‘deelnemer’.

Hoewel de term ongedefinieerd blijft, bevestigt de bijgewerkte richtlijn dat een persoon een zekere mate van betrokkenheid bij een regeling moet hebben om als deelnemer in aanmerking te komen. Volgens de nieuwe leidraad kan een dergelijke opdracht onder meer een bestuursbesluit aannemen of “onderhevig zijn aan boekhoudkundige of fiscale wijzigingen”. Een belastingeffect is de verwerking van een overeenkomstige correctie als gevolg van een correctie van de belastbaarheid van een transactie, bijvoorbeeld een transactie die marktconform wordt (“onzakelijke transactie”).

Bovendien stelt de nieuwe leidraad dat wanneer er een ruil plaatsvindt tussen het hoofdkantoor van een bedrijf en zijn buitenlandse vaste inrichting, er slechts één deelnemer aan een arrangement kan zijn. Dit sluit aan bij de Nederlandse parlementaire geschiedenis van de implementatie van DAC 6, die enkele voorbeelden bevat die het mogelijke gebruik van keurmerken voor winstverdeling tussen het hoofdkantoor en de vaste inrichting beschrijven. Er zijn echter goede argumenten om te stellen dat een branche geen deelnemer is.

2. Meldplicht tussenpersoon of belastingplichtige

Er zijn verschillende wijzigingen om de omstandigheden te verduidelijken waarin een intermediair betrokken is bij een RCBA. De nieuwe leidraad verduidelijkt dat loutere nalevingsactiviteiten niet resulteren in RCBA. Compliance-activiteiten omvatten diensten zoals “boekhouding, voorbereiding van belastingaangiften, TP-documenten, due diligence-rapporten, procedure voor onderling overleg of bijstand in verband met belastingcontrole of procesvoering”. Het is duidelijk dat deze onvolledige (conforme) lijst met activiteiten wordt gebruikt om het aantal momenteel gerapporteerde transacties in Nederland te verminderen, waarvan bekend is dat het aanzienlijk meer DAC 6-meldingen ontvangt dan zijn EU-tegenhangers.

Ten tweede wordt er in het licht van een recent arrest van het HvJ EU aandacht besteed aan het verschoningsrecht van de advocaat (LPP) van advocaat-tussenpersonen. De nieuwe leidraad verduidelijkt dat een advocaat-tussenpersoon die onderworpen is aan de LPP zijn cliënt alleen mag informeren dat hij verplicht is te rapporteren onder DAC 6. Geïmplementeerd in de Nederlandse wet. De uitspraak van het HvJEU laat eventuele andere DAC 6-verplichtingen onverlet.

Ten derde wordt de (minimale) termijn waarbinnen RCBA gerapporteerd moet worden, verduidelijkt. Volgens de DAC 6-regels moet RCBA worden gerapporteerd binnen 30 kalenderdagen na een van de volgende situaties, afhankelijk van wat het eerst komt:

  1. De dag nadat RCBA was geïmplementeerd
  2. RCBA is klaar om te oefenen
  3. De eerste stap naar implementatie van RCPA is gezet.

In de praktijk hebben deze regels tot veel discussie en onzekerheid geleid.

Volgens de nieuwe richtlijnen is de RCBA “beschikbaar voor executie” als zij de bemiddelingsprocedure voor het bemiddelingsarrangement afrondt en de resultaten daarvan aan de betrokken belastingplichtige verstrekt. Indien de intermediair de definitieve versie van het advies aan de betreffende belastingplichtige verstrekt, maar er wordt een voorlopige (concept)versie verstrekt, mag redelijkerwijs worden aangenomen dat deze direct zonder ingrijpende wijziging kan worden geïmplementeerd. vereist Dit geldt ook als de implementatie van de RCBA onmogelijk blijkt te zijn of als de implementatie om een ​​andere reden wordt gestaakt en uiteindelijk wordt besloten de RCBA niet in te voeren.

Het lijkt ons dat de Nederlandse Belastingdienst “overrapportage” wil voorkomen en intermediairs en belastingplichtigen wat meer ruimte (lees: tijd) wil geven om die constructies te melden die een bepaalde mate van volwassenheid en uitvoerbaarheid hebben bereikt. Desalniettemin kunnen intermediairs, bij gebrek aan enige begeleiding van de belastingrechtbank, ervoor kiezen om in een zo vroeg mogelijk stadium te rapporteren om het risico op boetes te minimaliseren.

Volgens de leidraad is de eerste stap bij het afdwingen van een regeling het verrichten van een handeling (“afhandeling”). Onder het verrichten van een handeling wordt bijvoorbeeld verstaan ​​het sluiten van een (leen)overeenkomst, het nemen van een bestuursbesluit of het doen van een betaling.

Als de meldingsplicht niet bij een tussenpersoon ligt, maar bij de betreffende belastingplichtige, blijft de meldingstermijn gelden.

Tot slot wordt aandacht besteed aan mogelijke sancties bij niet-naleving. Boetes worden alleen opgelegd bij opzet of grove schuld en de maximale bestuurlijke boete kan oplopen tot 900.000 euro. Onder niet-naleving wordt ook verstaan ​​een tussenpersoon die het LPP uitvoert maar de betreffende belastingplichtige/afnemer niet tijdig op de hoogte stelt van zijn meldingsplicht. Hoewel er geen voorgeschreven vormvrij formulier is voor de melding, moet de tussenpersoon de melding wel als bewijs bijhouden.

Voor het vaststellen van boetes en het toepassen van verzachtende en verzwarende omstandigheden verwijst de nieuwe leidraad nu naar het Besluit Bestuurlijke Boeten.

3. Testen van de belangrijkste voordelen

Er zijn enkele wijzigingen aangebracht in de paragraaf die de Major Benefit Test (MBT) verduidelijkt. Er worden enkele voorbeelden gegeven van wat als belastingvermindering kan worden beschouwd, en het gebruik van twee gerelateerde tests voor MBT wordt verduidelijkt. Aanvullende tekst is overgenomen uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis en bevat geen nieuwe inzichten.

De geactualiseerde versie verduidelijkt ook dat dit aspect voor MBT in aanmerking kan worden genomen als het belastingvoordeel in overeenstemming is met de belastingwetgeving en in overeenstemming is met de beleidsintentie van de wetgever. Het behalen van de test is echter niet de doorslaggevende factor. De twee voorgeschreven toetsen voor MBT (of er sprake is van een belastingvoordeel en of het gaat om het hoofdvoordeel of een van de hoofdvoordeelen) zijn doorslaggevend voor de vraag of aan het MBT wordt voldaan.

4. Opmerkingen met betrekking tot Keurmerken

Daarnaast worden enkele voorbeelden verduidelijkt.

Wanneer bijvoorbeeld een Nederlands bedrijf in de toekomst een buitenlandse dochteronderneming (in de buurt) inschakelt, kwalificeert een dergelijke integratie niet als een gestandaardiseerde structuur binnen de Keurmerk A3 range (die waarschijnlijk weer wordt opgenomen om -statement te vermijden) (Voorbeeld 4). Keurmerk B2 gaat over het verschuiven van inkomsten om de belastingdruk te verminderen. De nieuwe richtlijn verduidelijkt dat dit keurmerk niet van toepassing is op “startposities” (dwz situaties waarin bestaande inkomstenstromen ongewijzigd blijven) en moet worden omgezet in inkomsten waarvoor een lager belastingtarief geldt. , lijkt overrapportage de belangrijkste reden voor deze verduidelijking).

De meeste nieuwe voorbeelden hebben betrekking op keurmerk E3 intragroep grensoverschrijdende herstructureringen (dwz overdracht van activiteiten, activa en/of risico’s), een van de meest gemelde keurmerken in Nederland. De nieuwe leidraad beschrijft ook de zogenaamde “EBIT-test” en – volgens de Belastingdienst – kan ook aan deze test worden voldaan als de negatieve EBIT te negatief is.

5. Rapportageportaal

In het nieuwe hoofdstuk 8 wordt nader ingegaan op het meldportaal. Een RCBA kan alleen elektronisch melden via het meldportaal. Daarnaast moet een RCBA die al in overleg is met de Belastingdienst (internationaal) via het meldpunt melden of er al dan niet in overleg een vaststellingsovereenkomst (“ruling”) is bereikt.

Volgende stappen

Als u vragen heeft over uw grensoverschrijdende transacties in het licht van deze laatste wijziging of in het licht van het arrest van het HvJ van 8 december 2022, neem dan contact op met uw lokale Baker McKenzie-contactpersoon of een van de auteurs van deze waarschuwing.

De inhoud is uitsluitend bedoeld voor educatieve en informatieve doeleinden en is niet bedoeld en mag niet worden opgevat als juridisch advies. Dit kan in sommige jurisdicties worden aangemerkt als ‘reclame voor advocaten’ waarvoor kennisgeving vereist is. Eerdere resultaten garanderen geen vergelijkbare resultaten. Ga voor meer informatie naar: www.bakermckenzie.com/en/client-resource-disclaimer.